Alle meisjes (maar ook jongens) aan de macht!

Waarom we niet-problematisch sekswerk moeten normaliseren.

‘t Is een hoer, een prostituee, een tippelaarster, een lichtekooi, een slet. Praten over sekswerk: het doet de één gniffelen, de ander ietwat verkrampen. We behelpen ons daarbij herhaaldelijk van een woordenschat die weinig aan de verbeelding overlaat. Hoe we over sekswerk praten weerspiegelt bovendien vaak een stereotype beeld van wat sekswerk is waarbij de focus ietwat eenzijdig op vrouwelijk sekswerk ligt. De geschiedenis van prostitutie, overigens vaak genoemd als het oudste beroep ter wereld, wordt omlijst door terugkerende pogingen vanuit radicaalfeministische, rechtsreligieuze dan wel neoconservatieve hoek om prostitutie als socio-economische realiteit te negeren en bijgevolg te criminaliseren. De voorveronderstellingen inherent aan hun retoriek maken politici blind, zelfs angstig, om een andere weg met het prostitutiebeleid in te slaan. Het zijn evenwel  net die onderliggende veronderstellingen en beweringen, eigen aan een dominant radicaalfeministisch discours, die problematisch en minstens gedeeltelijk onjuist zijn. 

De wind waait uit het noorden

In februari 2014 nam het Europees Parlement een resolutie aan over seksuele uitbuiting en prostitutie en de impact ervan op gendergelijkheid. Deze niet-bindende resolutie suggereert een politieke wens om wat betreft een sociaal fenomeen als prostitutie een zogenaamd ‘Scandinavisch model’ aan te nemen. Deze resolutie verwijst daarmee naar Zweden (1999), Noorwegen (2008) en IJsland (2009) waar niet het verlenen van seksuele diensten, maar het aankopen ervan een strafbaar feit vormt.  Een Europese resolutie die door de Europese vrouwenlobby (European Women’s Lobby), de koepelorganisatie van vrouwenverenigingen in Europa, weinig verrassend werd onthaald als een historische stap voorwaarts richting meer gendergelijkheid en meer vrouwvriendelijkheid. Weinig verrassend omdat de Europese Commissie in de jaren tachtig en negentig zelf de oprichting ervan heeft gefaciliteerd, het deze koepelorganisatie tot op de dag van vandaag voorziet van een relatief goede toegang tot de EU-beleidsmakers en het bijgevolg doet vermoeden dat net zij de pen hebben vastgehouden bij het schrijven van deze resolutie.

Klantencriminalisering naar Zweeds voorbeeld heeft een onmiskenbare morele aantrekkingskracht en een schijnbaar instrumentele logica door te verwijzen naar het spel van vraag en aanbod. Wie prostitutie wil bestrijden, zo luidt het, doet er goed aan om zijn aandacht op de klant te richten die immers met zijn vraag naar betaalde seks het prostitutieaanbod in stand houdt. Deze aantrekkingskracht, vergezeld door inspanningen van de Zweedse overheid om hun prostitutiebeleid tot voorbeeld te verheffen, verklaart de groeiende internationale interesse.

De echte vraag die de believers van het Zweeds model evenwel liever onbeantwoord laten, is de vraag of deze aanpak een verandering ten goed is. Het antwoord is dat het beleid slechts weinig weet te overtuigen, zowel conceptueel als praktisch, en waarschijnlijk zelfs ten koste gaat van vrouwen die werkzaam zijn in de seksindustrie. Het Zweeds model lijkt dan ook een stap in de juiste richting te zetten, een feministisch progressieve stap zo u wil, maar het is het niet. Sekswerk criminaliseren, door dan wel de vraag- ofwel de aanbodzijde te criminaliseren en de facto sekswerk onmogelijk te maken, ontneemt vrouwen voor wie werken binnen de seksindustrie een keuze is elke vorm van agency, zelfbeschikking en autonomie.

Inderdaad, een eerste zichtbare effect van de Zweedse prostitutiewetgeving was de onmiddellijke tienvoudige afname van vrouwen die zichtbaar werkten op de straten in steden als Stockholm. Het streelde het ego van radicaalfeministen en het deed hen hun grote gelijk besluiten. Echter, deze daling reflecteert geen beweging weg van de seksindustrie. Zowel prostituees en hun klanten hebben ondertussen gekozen voor minder zichtbare manieren om contact te maken. Zodoende wist de Zweedse seksindustrie zich te reorganiseren.

De Zweedse overheid wil wat graag zijn prostitutiebeleid tot voorbeeld voor anderen verheffen. Op een onafhankelijke beleidsevaluatie blijft het evenwel wachten. Het doet vermoeden dat het Zweeds beleid halsstarrig geschoeid is op een stille ideologie eerder dan op resultaten

Onze noorderburen: zijn zij het Noorden kwijt?

Het Zweedse model wordt in internationale beleidsdiscussies vaak als de tegenpool van het Nederlands model gezien, ten onrechte en vaak gesteund door onbetrouwbare cijfers. Het opheffen van het bordeelverbod in 2000 in Nederland heeft inderdaad niet de resultaten opgeleverd waarop men had gehoopt. De walletjes in Amsterdam lijken inderdaad verworden tot een huizenrij van legale façades waarachter excessen, uitbuiting en georganiseerde criminaliteit welig tieren. Het is een illusie om te denken dat een ‘cleane’ seksindustrie ontstond in Nederland. Evenwel, aan het in Nederland opgegeven bordeelverbod lag geen geromantiseerd beeld van de ‘happy Hooker’ ten grondslag, zoals critici graag beweren, maar eerder het pragmatische idee dat sekswerkers niet geholpen zijn met veroordelingen en verboden.

De uitgangspunten, gericht op het reguleren van vrijwillig sekswerk, waren nobel maar hebben in de uitvoering niet geleid tot een zichtbar verbetering. Waarom? Een aantal randvoorwaarden, waaronder de rechtspositie van de sekswerkers, om van het Nederlandse prostitutiebeleid een succes te maken waren onvoldoende ingevuld of niet voldaan. Daardoor werd en wordt de seksuele dienstensector er nog steeds gekenmerkt door een potentieel verhoogde kwetsbaarheid voor mensenhandel en uitbuiting. De koers bijstellen eerder dan een abrupte koerswijziging is de boodschap.

Dit betoog is niet ingegeven vanuit een geromantiseerd beeld van ‘Happy Hookers’ – mochten die al bestaan -, maar eerder vanuit het pragmatische idee dat sekswerkers niet geholpen zijn met veroordelingen en verboden.

Geen keuze, noch een beroep, of toch?

Voor de Nederlandstalige Belgische Vrouwenraad is de analyse simpel: prostitutie is geen keuze, noch een beroep, maar een vorm van geweld op vrouwen. Hun standpunt weerspiegelt een radicaalfeministisch discours en is op vele vlakken weinig genuanceerd of onjuist. Prostitutie is allicht geen droomjob, maar er zijn nog vele andere jobs die niet bepaald leuk zijn. Bovendien blijven velen ietwat oeverloos hangen in slecht betaalde baantjes louter uit economische noodzakelijkheid - lees: dwang – terwijl sekswerk net een manier kan zijn om bestaande genderverschillen te overstijgen. Daarnaast zijn er andere in hoge mate gefeminiseerde dienstenberoepen waarbinnen een zekere vorm van seksualisering het voorwerp van de transactie uitmaken (bijvoorbeeld een masseuse in een massagesalon), maar waar radicaalfeministen evenwel geen spontane indigestie van krijgen. Sekswerk, het kan mijn inziens inderdaad een keuze zijn naast andere bestaande opties.

Aad De Marez

Voorzitter JONGCD&V Oostrozebeke

Over Radikaal

JONGCD&V is de jongerenorganisatie van CD&V. Het is een autonome denktank waar jongeren door middel van discussies met mensen en organisaties op zoek gaan naar nieuwe ideeën. Ze formuleert antwoorden op de maatschappelijke uitdagingen van vandaag en de toekomst. JONGCD&V ondersteunt jongeren in hun politiek engagement. JONGCD&V wil op nationaal, provinciaal, regionaal en plaatselijk vlak bijdragen tot politieke vorming, kritische opstelling en een maatschappelijke jongerenwerking.


Radikaal is het nieuws- en opinieplatform van JONGCD&V. De publicatie, die debuteerde in oktober 1969, brengt op geregelde tijdstippen actualiteit, duiding en nieuws uit de beweging voor het grote publiek.

Neem contact op met

Wetstraat 89 1040 Brussel

radikaal@jongcdenv.be

jongcdenv.be